Frank Reniers

Voorwoord

“Het beeld zit er al in, je hoeft alleen de rest weg te halen” is een uitspraak die aan Michelangelo wordt toegeschreven. Zoals de kunstenaar treffend het beeldhouwen omschrijft, zo kunnen we ook naar de grote maatschappelijke uitdagingen van onze tijd kijken: het antwoord, de oplossing ís er al, we moeten het alleen wel kunnen zien.

Met Agenda Stad en City Deals zijn we steeds actief op zoek naar manieren om tot verandering en doorbraken te komen. We zijn immers niet voor niets een innovatieprogramma! Als programmamanager ervaar ik steeds hoe belangrijk het is om daar verschillende expertises en frisse blikken bij te betrekken. Dat doen we bijvoorbeeld in vruchtbare samenwerking met partijen als Urban Futures Studio en onze Chief Exploration Officer, Suzanne Potjer. En sinds enige tijd ook binnen Agenda Stad met de inzet van een heuse onderzoeksmakelaar en natuurlijk Loket Ontwerpkracht, waarover later meer.

Zodra wij, met veel gedreven partners – sommige City Deals kennen er al meer dan 100 – samenwerken aan een opgave, ligt daar een belangrijke vraag: hebben wij écht een gedeeld beeld van de opgave en vooral: van de oplossingsrichting? De kracht van City Deals en onze nieuwe Town Deal, is dat ze opgavegericht zijn en dat diverse partners, met hun eigen   kennis en expertise, gelijkwaardig om tafel gaan om vanuit een gedeelde ambitie aan de  slag te gaan. Belangrijk daarbij is experimenteren om tot andere inzichten en ideeën te komen. Immers, Einstein zei het al: 'als je doet je wat je altijd deed, krijg je wat je altijd kreeg'.

Nu lijkt dat allemaal logisch en vanzelfsprekend, we weten allemaal dat de praktijk soms taai is. Daarom ben ik er trots op dat we vanuit Agenda Stad de afgelopen jaren City Deals proactief hebben kunnen ondersteunen bij het ontginnen en toepassen van ontwerpkracht. Daarvoor is Loket Ontwerpkracht in het leven geroepen. Een initiatief waarmee we het verkennen van die andere wegen stimuleren en helpen uit te voeren om zo de innovatiekracht van City Deals te helpen versterken. De ene keer door bijeenkomsten anders te ontwerpen een andere keer door een ontwerper te verbinden aan een ontwerpvraag uit een City Deal. Maar ook door het aanbieden van concrete tools en inspirerende ontwerpvoorbeelden. Het Loket treedt dus op in verschillende gedaantes: als verbinder, aanjager, versneller, blikverruimer, verbeelder, facilitator…en meer. En dat past uitstekend bij de veelkleurigheid en complexiteit van de vraagstukken uit de diverse City Deals!

Ondertussen is het merkbaar dat er op steeds meer plekken binnen de overheid ruimte is voor een ontwerpende aanpak. Het nauwer betrekken van de creatieve industrie bij maatschappelijke opgaven is zelfs een opdracht uit het Regeerakkoord! Er zijn daarbij vele wegen die naar Rome leiden. Het is mijn wens dat we elkaar op die wegen blijven ontmoeten en inspireren. Dat zou zomaar kunnen leiden tot onverwachte, innovatieve samenwerkingen en ideeën!

Met deze Special over Ontwerpkracht steken we graag een vuurtje bij u aan. Met artikelen en interviews over het vakmanschap van ontwerpers, de instrumenten die onze ontwerpkracht kunnen stimuleren en niet het minst belangrijk: de mindset van ontwerpers.  

Of schuilt die mindset misschien wel in ons allemaal en hoeven we het alleen maar even te ontdekken?

Soms ligt het antwoord dichterbij dan u denkt…

Mocht u bij de ontdekkingstocht meer willen weten over Loket Ontwerpkracht of hulp nodig hebben om aan de slag te gaan. Neem dan contact met ons op via postbus.agendastad@minbzk.nl.

Ik wens u veel ontdekplezier!

 

Met hartelijke groet,

Frank Reniers,
Programmamanager Agenda Stad

Medewerkers van de Design Audit Studio van de Algemene Rekenkamer

‘Ontwerpkracht gaat over concreet maken en doen’

Sinds ruim vier jaar heeft de Algemene Rekenkamer een toegewijd team om ontwerpkracht in te zetten in onderzoek, de Design Audit Studio. Vier ontwerpers bedenken samen met rekenkameronderzoekers hoe kennis ingezet kan worden door de rijksoverheid. Ontwerpend denken staat daarbij centraal, vertellen ontwerpend onderzoekers Marjorie Bakker en Linda Meijer-Wassenaar. Wat levert dat op?

Ontwerpkracht bij de Algemene Rekenkamer is vooral gericht op mensgericht denken, een gedeeld beeld creëren en nieuwe (handelings)perspectieven ontdekken – voor, tijdens en na het onderzoek. De Design Audit Studio laat onderzoekers continu focussen op wat nodig is om die gedegen kennis uit rekenkameronderzoek om te zetten in acties die de rijksoverheid beter laat functioneren en vooral ook wie dat moet gaan doen – wie is de mens achter de term ‘rijksoverheid’?

Beeldverhalen zijn mooi, het proces van ontwerpen nog mooier

De Design Audit Studio, ook wel bekend als de DAS, is geïnitieerd door Linda Meijer-Wassenaar. Ze werkt inmiddels veertien jaar bij de Algemene Rekenkamer. Begonnen als socioloog, gebruikte ze steeds vaker beeld in haar onderzoekswerk, iets wat je in rapporten van de Rekenkamer daarvoor nauwelijks zag. “Ons bestuur werd heel blij van al dat beeld. Steeds vaker schoof ik aan bij teams om samen beeldverhalen te ontdekken in de onderzoeken.”

Daarop is Meijer-Wassenaar de masteropleiding Ontwerpend Onderzoek gaan doen aan de Willem de Kooning Academie. Daar leerde ze dat beeldverhalen mooi zijn, maar dat het proces van ontwerpen nog veel interessanter is en ook heel nuttig kan zijn voor rekenkameronderzoek. “Klassiek wetenschappelijk onderzoek is vooral lineair, gericht op tekst en op de juiste inhoud. Een ontwerper werkt juist iteratief (stapsgewijs en testend), kijkt naar wat betekenisvol is voor mensen, de gebruiker, en zet veel beeld in. Die twee perspectieven en werkwijzen kunnen elkaar versterken.” Dat verhaal sloeg aan en zo is de DAS ontstaan in 2018.

Sindskort is Meijer-Wassenaar gedetacheerd bij Zuid-Afrikaanse Rekenkamer, waar ze wil kijken welke innovaties ze daar kan brengen met haar ontwerpachtergrond, haar ontwerpkracht.

Het concreet maken van het abstracte

Maar wat is nu precies de toegevoegde waarde van ontwerpend denken? Volgens Meijer-Wassenaar zit de ontwerpkracht bij de Rekenkamer in het concreet maken van het abstracte. “Als onderzoeker ben je abstracter in woorden, in je denken, in je hoofd. Ontwerpkracht gaat juist over actief en concreet maken van die onderzoekskennis. Dan zet je de ontvanger van je onderzoeksbevindingen centraal. Die combinatie van onderzoek en ontwerp is heel interessant: wat is waar en wat is waarde?, zoals Tabo Goudswaard, social designer en coauteur van het boek Maakkracht, het zegt. Ontwerpend denken is een soort uitbreiding van je perspectieven en arsenaal als onderzoeker.”

Daar is Bakker het mee eens. “Ons onderzoek levert goede degelijke kennis op, en ontwerpend denken helpt om te kijken hoe je die kennis laat aansluiten bij degene die er iets mee moet doen. De ontwerper gaat op zoek naar hoe je een snaar kunt raken zodat er actie komt. Kennis hoef je daarvoor niet te veranderen, alleen de manier waarop je het bij ze brengt. Dat kan naast een rapport ook via tal van andere producten of activiteiten.”

Onderzoekers denken dat wanneer je het maar goed opschrijft, de boodschap vanzelf wel aankomt, legt Meijer-Wassenaar uit. “Dat is een hele cognitieve benadering van verandering. Als je denkt vanuit de diversiteit van mensen, ga je die kennis ook op andere manieren inzetten. Voor ons betekent dit dat we nu veel meer de interactie opzoeken om te snappen wat men nodig heeft om onze kennis om te zetten in verbeteringen – zo ontwerp je je impact.”

Een co-creatie sessie van de Design Audit Studio

Een voorbeeld is een zeer technisch rapport over meerjarenramingen. “De Tweede Kamer stelt niet altijd de juiste vragen, concludeerden wij in ons onderzoek.”, vertelt Bakker. “Ze zouden best wel meer kunnen doorvragen over die cijfers. Hoe kunnen we ze daarbij helpen? We hebben een tool gemaakt: Eerste hulp bij ramingen. Dit is een interactieve pdf op de website die we aan de Tweede Kamer hebben aangeboden gelijktijdig met onze begrotingsbrieven. Als Kamerlid of ondersteunende staf kun je met de tool een vragenlijst op maat samenstellen voor de minister. Dat kan meer inzicht opleveren. Zo maak je kennis op andere manier impactvoller. Betere vraagstelling leidt immers tot betere ramingen.”

De Design Audio Studio is gepositioneerd tussen de onderzoekers. Dat is belangrijk, stelt Meijer-Wassenaar. “Onderzoekers dagen we uit gezamenlijk te innoveren in werken, denken en beïnvloeden. Dat vinden onderzoekers best spannend en doen we dus samen. Anders is ‘doen wat je altijd deed’ de veiligste keuze. Wij weten ook nog niet altijd wat werkt, maar ontwerpers voelen zich meer thuis in onzekerheid want we denken al snel in mogelijkheden. Een nieuwe methode, een ander verhaal of een spannende oplossing. Ook kunnen we zo vroeg mogelijk meedenken met onderzoekers, want we zitten dicht bij het vuur.”

Er is veel openheid ontstaan

Nu de DAS ruim vier jaar bestaat, kan Meijer-Wassenaar tevreden terugkijken. “De Algemene Rekenkamer is de afgelopen jaren anders gaan werken. Er kan meer en we durven meer. Creativiteit en verbeelding zijn vaardigheden die worden verwelkomd. Veel onderzoekers waren altijd al creatief en visueel ingesteld, de DAS is slechts een aanjager. Die verandering en openheid in denken is mede een succes van de DAS en het innovatieprogramma bij de Rekenkamer waaruit de DAS voortkwam.”

Ook Bakker ziet deze verandering. “Wat ik de laatste tijd merk, is dat er heel expliciet ruimte wordt gegeven om in gesprek te gaan met burgers en om onze andere stakeholders op te zoeken. Die ruimte wordt gegeven van bovenaf, want dat past in de strategie van het instituut die sinds 2021 geldt. Mensen worden uitgenodigd om de interactie op te zoeken. Dat schept ook veel ruimte om met ontwerpmethoden aan de slag te gaan.”

Een valkuil was dat Meijer-Wassenaar in het begin heel erg gericht was op beeld, voegt ze toe. “Daarom kwamen mensen in het begin naar ons toe met de vraag om een plaatje te maken. Dat is natuurlijk niet ons werk. Het communicatieteam coördineert een pool van externe grafisch ontwerpers die infographics maken. Visualiseren is voor ons een methode tijdens onderzoek, geen doel op zich. Inmiddels komen mensen niet meer voor een plaatje, maar met vragen waar we als ontwerpend onderzoekers wat mee kunnen. Wat we hebben geleerd, is dat het bij innoveren best een tijd duurt voordat mensen je met de juiste vraag weten te vinden.”

4 Tips voor ontwerpkracht

Meijer-Wassenaar en Bakker hopen dat er in de nabije toekomst veel meer vanzelfsprekendheid komt voor de ontwerpende manier van werken binnen de rijksoverheid. Daarvoor hebben ze vier tips die ze graag willen meegeven:

  1. Zoek de juiste taal

“Dat heeft bij ons een tijdje geduurd”, legt Meijer-Wassenaar uit. “De ontwerpwereld heeft echt een andere taal dan onderzoekswereld. Als jij ontwerpkracht wil inzetten, ga dan op zoek naar de taal die verbindt en de unieke toegevoegde waarde voor jouw organisatie.”

  1. Steun in het bestuur

Ook belangrijk is dat je een sponsor aan de top vindt. “Het maakt het een stuk makkelijker wanneer je steun hebt voor nieuwe ideeën en experimenten.”

  1. Begin waar de energie zit

“Er zijn altijd mensen die al open staan voor een andere manier van denken en doen”, stelt Bakker. “Het is fijn om met deze mensen, waar de energie zit, te beginnen. Dan leer je zoveel over hoe je de rest van je collega’s kan meekrijgen maar bouw je ook een portfolio waarmee je anderen kunt overtuigen.”

  1. Begin gewoon

Bakker: “Ga het gewoon doen, blijf niet hangen in het denken over het ‘hoe’, zoek medestanders op, ga aan de slag, leer en verbeter. Dan ervaar je wat voor waarde ontwerpkracht heeft voor jouw organisatie.”

Een designsprint met de Design Audit Studio: het aanboren van creativiteit stimuleert nieuwe inzichten

 

Vakmanschap

 

Jurian Strik in actie voor de CoP van City Deals

De juiste drukpunten voor verandering

Jurian Strik (creatief Strateeg en ontwerper) is vanuit Studio-Strik sinds 2018 betrokken bij Agenda Stad. Hij organiseert onder meer de Community of Practice van City Deals. In opdracht van programmamanager Frank Reniers, startte Jurian samen met Charlotte Moolenaar (projectleider/adviseur innovatie bij BZK) in 2021 het initiatief Loket Ontwerpkracht. Vanuit die verschillende rollen zoekt hij voortdurend naar verschillende ontwerpvragen binnen City Deals.

Wat hebben ontwerpers de City Deals te bieden?

Een City Deal is een bijzondere werkvorm. Verschillende gemeentes en ministeries verzamelen zich rondom een maatschappelijke missie, waarvoor één of meerdere doorbraken nodig zijn. Met de bestaande regelgeving en beleid, komen die er niet, dus dat vraagt om beleidsmatig én creatief pionierswerk.

Ontwerpers zijn daarbij onmisbaar. Het zijn verbeelders van mogelijke toekomsten, verbinders bij sociale vraagstukken en vaak ook gedegen onderzoekers. Veel ontwerpers zijn daarnaast initiatiefnemer. Ze werken vanuit engagement en creatieve fascinatie aan maatschappelijke projecten, die vaak goed aansluiten op de verschillende thema’s van City Deals. Met hun blik van buiten kunnen ze de boel scherp houden. Stellen we wel de juiste vragen? Zitten we wel in het juiste frame?

Inmiddels is er steeds meer bewustwording over de verschillende rollen die ontwerpers kunnen innemen bij maatschappelijke vraagstukken. Ook bij ontwerpers zelf. Voorheen lag de nadruk wellicht te sterk op het ontwerpen van ‘de oplossing’. Maar dat sluit vaak niet aan op de schaal waarop City Deals werken. Daarbij zoeken we juist naar een onderlinge versterking tussen City Deals en ontwerpers. Daarom experimenteren we met verschillende samenwerkingsvormen. Dat is een heel interessante zoektocht. Want wat is de gecombineerde invloed, kennis en kunde van City Deals en ontwerpers? Hoe kunnen zij elkaars impact versterken?

Wat doe jij precies voor City Deals?

Ontwerpvragen en behoeftes dienen zich eigenlijk nooit kant en klaar aan. Daarom loop ik vaak eerst een tijdje mee met een City Deal om te snappen wat de uitdagingen zijn. Zo’n beginfase is een zoektocht naar het juiste drukpunt. Hoe zetten we ontwerp strategisch in? En hoe sluit ontwerp zo goed mogelijk aan op de kennis, kunde en werkwijze van deelnemers van een City Deal? Ik laat in het begin veel voorbeelden zien van ontwerpers en ontwerpprojecten en we proberen verschillende mogelijkheden uit. Gaandeweg wordt steeds duidelijker wat de rol van ontwerp binnen een City Deal kan zijn.

Kan je hier een paar voorbeelden van noemen?

Er is bijvoorbeeld veel behoefte aan ontwerpgereedschappen, om vanuit de bestaande kennis en ervaring van deelnemers van City Deals tot nieuwe ideeën en inzichten te komen. Soms bestaan er al ontwerpgereedschappen die daar perfect bij passen. Maar het komt ook voor dat er een werkwijze nodig is die nog niet bestaat. Dan ontwerp en ontwikkel ik die samen met een City Deal. City Deals zijn dus niet alleen gebruikers van ontwerpgereedschap, maar ook mede-ontwikkelaars. Daar kunnen andere City Deals en vergelijkbare ‘deal-achtige’ projecten vervolgens weer gebruik van maken. Dat vind ik een mooie manier van samenwerken en samen leren.

Er is inmiddels ook behoefte aan ontwerp als onderzoeksmethode. City Deal Slim Maatwerk wil de ervaringskundigheid van burgers betrekken bij beleidsvorming, daarbij geïnspireerd door het boek De beledigende Broccoli van Tim ‘S Jongers. Zo’n onderzoek kan wetenschappelijk georganiseerd worden, dat leidt tot kwantitatieve of kwalitatieve resultaten. Maar het kan ook worden georganiseerd als een sociaal ontwerpproject. Daardoor spreken resultaten tot de verbeelding spreken en kan er nagedacht worden over mogelijke oplossingsrichtingen. Dat heeft een ander soort invloed op beleidsvorming — ik denk dat het in veel gevallen meer recht doet aan de ervaringsdeskundigheid van burgers.

Tot slot, ik ga samen met City Deal Dynamische Binnensteden een aantal ontwerpende experimenten opzetten. Het doel hiervan is om bewust tegen de grenzen aan te lopen die verandering in de weg staan. Of dat nu zachte grenzen zijn (mindset, cultuur, opvattingen) of harde grenzen (wet en regelgeving). Ontwerpers kunnen deze grenzen zichtbaar en bespreekbaar te maken. En een City Deals kan deze grenzen juist verleggen. Ik zie dus ook hier weer een hele waardevolle samenwerking tussen City Deals en ontwerpers.

Hoe ziet de rest van dit jaar eruit?

Vanaf de zomer werk ik aan een gids met daarin een aantal van de gereedschappen die de afgelopen tijd zijn ontwikkeld samen met City Deals. Daarnaast bevat de gids tactieken en strategieën om samenwerkingen met ontwerpers op te zetten. De gids dient als handboek en werkwijze voor City Deals die met ontwerpkracht aan de slag willen. Ik zoek daarvoor trouwens nog een testpubliek, dus wie geïnteresseerd is kan zich aanmelden via postbus.agendastad@minbzk.nl.

Vakmanschap

 

Ontwerpkracht brengt dilemma’s in beeld bij City Deal Openbare Ruimte

Of het nu gaat om de nieuwe energie-infrastructuur, meer ruimte voor water en groen of om nieuwe vormen van mobiliteit. De komende jaren moet de openbare ruimte in Nederlandse steden op de schop. En dat terwijl het zowel bovengronds, als ondergronds, daar al zo enorm druk is. De City Deal Openbare Ruimte, waarbij elf steden betrokken zijn, werkt de komende jaren aan een integrale aanpak voor al die verschillende stedelijke transitieopgaven. Dat kan niet zonder ontwerpend denken.

Een voorbeeld? Een van die dilemma’s binnen de openbare ruimte gaat over harmonisering en regelgeving van de ondergrond, vertelt Marleen de Ruiter, beleidsmedewerker bij het ministerie van BZK en de City Deal. Dat bleek een behoorlijk taaie discussie te zijn. Het was heel lastig om de impact op de openbare ruimte duidelijk te maken, want het werd steeds een juridische discussie over een regel die in strijd was met een andere regel. Terwijl dat eigenlijk niet de kern van de zaak is. We hebben ontwerpend onderzoek opgezet om in beeld te brengen wat de impact is van de dilemma's van de regelgeving in de ondergrond, op de openbare ruimte.”

Tijdlijn brengt ondergrondse verdichting in beeld

Het rapport laat duidelijk zien welke conflicten in de boven- en ondergrondse openbare ruimte ontstaan door wet- en regelgeving. De dilemma's zorgen op drie plekken voor impact op hoe je de openbare ruimte inricht: het verdichten van de bestaande stad, het onderhoud en beheer van de bestaande stad en het vervangen van bestaande aanleg en nieuwe systemen in de stad.

Een tijdlijn brengt in beeld hoe er in de loop van de jaren een spaghetti aan kabels en rioleringen is ontstaan onder de grond. De Ruiter: “De tijdlijn begint halverwege de 19e eeuw. Toen had je nog niet zoveel in de ondergrond. Daar is met de komst van rioleringen, telefoon, waterleidingen steeds meer infrastructuur bijgekomen. Daarna zijn er nog meer kabels bijgekomen, voor zonnepanelen, laadpalen voor auto’s en andere bronnen, die stroom leveren. Je ziet dus dat de regelgeving die we in het begin hebben opgesteld eigenlijk niet meer adequaat is voor de ordening van de ondergrond.”

Dat dit nu in beeld is, helpt de City Deal bij het zoeken van eigenaarschap, bijvoorbeeld bij directeuren, vertelt De Ruiter. “ De verbeelding van het dilemma maakt heel duidelijk dat hoe het nu juridisch is geregeld -telecomproviders hebben een andere status, rechten en plichten dan nutsbedrijven-, een grote impact heeft op de ambities over een groene en gezonde stad van de wethouder die over de openbare ruimte gaat. Een voorbeeld hiervan is dat bomen niet geplant kunnen worden in een rij langs huizen, omdat daar al kabels liggen of daar steeds wordt gegraven.

Dat soort dingen hebben we geprobeerd te verbeelden, zodat wanneer die juridische discussie wordt gevoerd, het ook echt een tastbare component heeft.”

Als je met een kaart op tafel in gesprek gaat, ga je in gesprek over waar het over gaat, stelt De Ruiter. “Dus wat er buiten speelt, waar plannen over gemaakt moeten worden en waar we regelgeving over moeten maken. Dan word je uit je eigen jargon en perspectief getrokken en kijk je met zijn allen naar de stad zoals die er voorligt. Dan krijg je een heel ander gesprek. Ik denk dat dat de kracht van ontwerpkracht is.”

6 Ontwikkellijnen

Harmonisatie van regelgeving is een van de zes ontwikkellijnen in de City Deal Openbare Ruimte. Andere deelthema’s zijn onder meer integrale opgave en beleidsontwikkeling, Datagedreven sturen en stedelijk programmeren en samenwerken. Per ontwikkellijn is een ontwikkelteam gestart om oplossingen en nieuwe methoden te vinden rond dat bepaalde deelthema. De Ruiter: “Het mooie is dat dit allemaal ontwikkellijnen zijn die naar voren zijn gekomen vanuit verkennende gesprekken. Bij de gemeentes hebben we aan kandidaatdeelnemers gevraagd waar ze tegenaanlopen bij het inrichten of het beheren van de openbare ruimte en om al die opgaven een plek te geven in de openbare ruimte. Hoe betaal je het, hoe organiseer je het? Hoe plan je het en hoe ga je met data om? Hoe ga je met regelgeving om?”

Ateliermeester zorgt voor dezelfde taal

Om dat in goede banen te leiden heeft de City Deal Openbare Ruimte een ateliermeester aangesteld. “Die helpt ons met de lessen bij elkaar brengen, de rode draden ophalen en die ook communiceerbaar maken voor alle steden die niet meedoen aan de City Deal”, vertelt Dealmaker Koen Haer van Agenda Stad. “Die moeten de lessen namelijk ook meekrijgen. En vaak gaat dat beter met beeld, dan alleen met lange geschreven rapporten. Het is belangrijk dat iedereen hetzelfde gesprek voert. Een expert ondergrond heeft misschien een heel ander jargon en een andere manier van denken dan iemand die bezig is met parkeerbeleid of met groen in en om de stad. Dat willen we bij elkaar brengen en dat kan het best door het te verbeelden.”

Sinds februari is Thijs van Spaandonk de nieuwe ateliermeester van deze City Deal. Samen met zijn collega’s van ontwerpbureau Bright gaat hij aan de slag om het integrale verhaal van de openbare ruimte te verwoorden en te verbeelden. Projectleider van de City Deal Bart Stoffels is blij met de komst van een ateliermeester. “Hij nodigt verschillende vakdisciplines uit om vanuit gezamenlijke opgaven aan tafel te komen. Zo weet hij al die specialistische en vaak technische domeinen met elkaar te verbinden. Hij bewaakt ook dat er in de drie jaar City Deal-tijd een rode draad ontstaat - zodat we niet allemaal met losse onderdelen bezig zijn - en laat ons zien welke lessen we hieruit kunnen trekken. Het moet uiteindelijk ook allerlei andere gemeenten buiten de City Deal inspireren om daar meer mee te gaan doen.”

Samenhang is nodig voor de opgaven van nu

Stoffels zou andere City Deals of samenwerkingsverbanden zeker aanraden om meer met ontwerpend denken te werken. “Design thinking is natuurlijk wel een trend. Het is een heel goed antwoord op complexe vraagstukken. Dat is waar de samenleving om schreeuwt. Hoe vind je een uitweg in complexe vraagstukken? Daar helpt ontwerpkracht enorm bij, omdat je een overzicht krijgt en de samenhang en verbanden begint te zien die je ergens eerder verloren was.”

Sommige gemeenten hebben daar al inspirerende methoden voor ontwikkeld, aldus Stoffels. Zo heeft Amsterdam de Integrale Ontwerpmethode Openbare Ruimte (IOOR) en Groningen de Leidraad Openbare Ruimte. “We kijken of we die hanteerbaar kunnen maken voor andere steden.

De grootste meerwaarde van ontwerpend denken is dat je alle verschillende perspectieven bij elkaar op tafel legt of in een praatplaat, zodat je meer die verbinding krijgt, vult De Ruiter aan. “Zo kun je het gezamenlijke gesprek voeren over hetzelfde onderwerp. Ontwerpend onderzoek of ontwerpkracht inzetten is in principe iets wat altijd heeft bestaan. Het sectoraal denken en werken van de afgelopen jaren past niet meer bij de opgaven waar we nu voor staan, die moeten we in samenhang aanpakken. Je ziet eigenlijk een soort herwaardering ontstaan voor het ontwerpvak. Dat is heel mooi om te zien en ik denk heel belangrijk, vooral wat betreft ruimtelijke opgaven. Alles wat we nu moeten doen, past gewoon niet in de beschikbare tijd, ruimte en budgetten met de beschikbare mensen als we het allemaal stuk voor stuk, apart en sectoraal gaan doen. Het kan alleen maar in samenhang.”

 

Instrumenten

 

Matthijs van Dijk

"Reframing zit eigenlijk in de kernopdracht van elke overheid"

Diverse steden en maatschappelijke organisaties kijken al naar de toekomst door middel van reframing. De afgelopen twee jaar is de reframing methode bijvoorbeeld ingezet voor het onderdeel Ontwerpateliers tijdens de jaarlijkse Dag van de Stad. Hoogleraar en oprichter van het design- en innovatiebureau Reframing Studio Matthijs van Dijk vertelt waarom het zo belangrijk is om een voorstelling te maken van de toekomst.

Wat doe je precies met reframing?

Van Dijk: “De essentie is dat je in een toekomstige samenleving stapt. De vraag is dus niet wat je wilt met de samenleving van vandaag, maar wat je wilt met die van morgen. Denk aan een maatschappelijk vraagstuk als de energietransitie, dat kost decennia. Je wilt vermijden dat alle ideeën waarvan je nu denkt dat ze betekenisvol zijn voor de samenleving, over dertig jaar volstrekt zijn achterhaald. Hoe kunnen die ideeën in sync zijn met de tijd waarin ze zich ook manifesteren in de samenleving? Daarin zit de grote opgave. Als we dingen willen bedenken die er écht toe doen, zullen we ons dus eerst een voorstelling moeten maken van de toekomst. Pas dan kunnen we begrijpen wat relevant is op het moment dat ideeën werkelijkheid worden.”

Maar hoe kun je nu weten wat de toekomst brengt?

“Daar heb ik samen met mijn collega Paul Hekkert onderzoek naar gedaan op de TU Delft. We zeggen niet dat we weten hoe de toekomst eruitziet, maar we kunnen wel een notie krijgen van die toekomst. Bij het voorstellen van de toekomst proberen we te vermijden dat je het te veel wilt verbeelden, want dat kan juist een valkuil zijn. Hoe hoog zijn de gebouwen? Hoe ziet het verkeer eruit als we zelfrijdende auto’s hebben rijden? De essentie is eigenlijk dat je niet eerst nadenkt over wat mensen doen, maar welke condities invloed hebben op hun gedrag in die toekomst. Volgens Darwin is elk organisme in balans met zijn omgeving. Daar sluiten we bij aan. We kunnen de toekomst niet voorspellen, maar misschien wel de condities die invloed hebben op het gedrag van de samenleving. En die kunnen we best goed duiden. Als we begrijpen welke condities van invloed zijn, kunnen we gaan nadenken hoe de samenleving zich dan manifesteert. Dat is een fundamentele stap om te maken en daar hebben we met Reframing Studio allerlei tools voor ontwikkeld.”

Wat voor condities in de toekomst kunnen we aan denken?

“Er zijn eigenlijk twee soorten condities die we meenemen: degenen die veranderen en die niet veranderen. Een voorbeeld van een veranderende conditie is hoe ons eetgedrag verandert. Steeds meer mensen worden flexitariër of veganist. Je ziet een enorme verschuiving hoe we omgaan met eten, en hoe we daarmee willen omgaan als samenleving. Deze trend kunnen we doortrekken de toekomst in. Deze kennis kun je dus gebruiken als component voor de reframing van een maatschappelijk vraagstuk als voedselverspilling of afval. Condities die niet veranderen zijn bijvoorbeeld wetmatigheden, die we met de wetenschap hebben ontdekt. Denk aan het psychologische principe van inspraak. Als je je stem kan laten horen, voel je je gezien door de ander. Dat zal in de toekomst net zo belangrijk zijn. In de wisselwerking tussen de condities zijn ook weer allerlei reacties mogelijk van burgers. Daarom is er niet een éénsoortige toekomst waarin de samenleving zich op één manier verhoudt tot een thema. Je wilt juist gaan ontrafelen. Welke opinies, welk gedrag bestaat er eigenlijk in die toekomstige samenleving? Daarin moet je ook meerdere disciplines meenemen om de complexiteit van de samenleving te ontrafelen. Daar ligt ook de opgave. Omarm de complexiteit.”

Hoe doe je dat?

“In al die condities, die omgevingsfactoren van de toekomst, proberen we patronen te ontdekken die we uiteindelijk kunnen terug brengen naar een framework. Dat framework leert ons uiteindelijk de diversiteit van gedragingen en opvattingen van mensen in de toekomst in te zien ten opzichte van een bepaald thema. We zoeken naar een maximale diversiteit, met een minimum aan complexiteit.”

Kun je een voorbeeld geven van reframing in de praktijk?

“Onze projecten beginnen vaak uit gemeenschappelijke interesse. We willen samen de blik richten op een thema waarin we allebei zijn geïnteresseerd. Daarom praten we niet over opdrachtgeverschap, maar meer over samenwerking. Momenteel werken we bijvoorbeeld aan het project Redesigning Psychiatry, dat de transitie wil aanjagen naar een netwerk voor de geestelijke gezondheidszorg. In dat project wordt ingezoomd op het handelen van mensen die een zorgvraag hebben, om vandaaruit met een eigen strategie te werken aan een beter mentaal evenwicht. Het project is een groot samenwerkingsverband met zorgprofessionals, filosofen, GGZ-instellingen, universiteiten en ervaringsdeskundigen. We kijken niet alleen hoe we een sector kunnen creëren zonder wachtlijsten, maar vooral naar de vraag wat precies psychisch welzijn is, en of we daarvan niet een nieuwe definitie nodig hebben. Misschien hebben we dan ook wel een hele andere zorgpraktijk nodig? Als je samen nadenkt over de kern der dingen ga je verder dan alleen praten over symptomen oplossen, zoals wachtlijsten. In dit project beschouwen we psychische problemen niet als individuele problemen, maar als interactie-problemen, dus in relatie met jezelf (waar de aandoening dus nog steeds een plek heeft), met anderen, je omgeving en tijd. Psychisch welzijn wordt nu heel erg gezien als het behandelen van een aandoening. Wij denken dat het juist interessant en relevant kan zijn om te kijken naar de niet-wenselijke patronen die je zelf moeilijk kunt doorbreken. Stel je hebt een psychische kwetsbaarheid en dat leidt tot een moeilijke relatie met je partner. Daardoor slaap je niet meer goed, en gaat je werk ook weer slechter. Alles is verbonden met elkaar. Hoe zitten die patronen in elkaar en wat is de sleutel om het te doorbreken. Behandeling wordt dan een heel ander ding. Misschien ligt de opgave wel niet bij jou, maar bij je partner of familie?”

Wat voor werk doen jullie met de reframing methode voor overheden?

“We hebben met allerlei gemeenten samengewerkt, waaronder Amsterdam en Rotterdam, werken voor ministeries en hebben momenteel een project lopen met de provincie Noord-Holland. Twee jaar geleden zijn we  in samenwerking met het ministerie van OCW begonnen met Future Lab. De opgave hier is om de informatiehuishouding van de toekomst in te richten. We hebben daarover een visie gemaakt. Dan gaat het om vragen als: Wat is informatie die nodig is voor de toekomstige samenleving? Hoe wil de overheid zich daartoe verhouden? En welke informatievoorziening en informatiehuishouding is dan nodig om te gaan ontwikkelen. We hebben samen met ICTU een spin-off daarvan opgezet om Young Potentials te begeleiden met het omgaan met deze visie en hoe ze die informatiehuishouding kunnen gaan vormgeven. Voor de directie Informatie en Inkoop van het ministerie van Justitie en Veiligheid kijken we hoe we ervoor kunnen zorgen dat hun ICT-systemen maatschappelijk relevant zijn. Voor het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat werken we samen met Deltares aan het hoogwaterbeschermingsprogramma. Hoe verhoudt de samenleving zich in 2100 tot water en waterveiligheid? Hoe kunnen we die inzichten gebruiken om inrichting te geven aan ons landschap? Hoe biedt je burgers  handelingsmogelijkheden in zo’n opgave? Hoogheemraadschappen doen fantastisch werk, maar daar merkt de burger niet veel van. Behalve dan als de serviceverlening stopt.  Dat je een dissatisfier wordt voor burgers, wil je eigenlijk zien te vermijden. Door burgers handelingsperspectief te geven maak je zo’n thema meer embedded in de samenleving. Dan wordt het echt een thema van de maatschappij en niet een taak van een bepaalde uitvoeringsorganisatie.”

Zou je iedereen aanraden, die bezig is met maatschappelijke vraagstukken, om reframing in te zetten om een blik te werpen op de eigen toekomst?

“Als je als organisatie het langere termijnperspectief bent verloren en je bent je daarvan bewust, dan kan reframing een ongelofelijk belangrijke tool zijn. Reframing zit eigenlijk in de kernopdracht van elke overheidsorganisatie. Het gaat tenslotte over wat we met de samenleving willen en niet over de eigen reorganisatie of het eigen werken. Dit is een manier om dat weer scherp te krijgen. Ik ben momenteel veel in contact met de regeringscommissaris Informatie, over hoe we rijksoverheid en burgers als eenheid kunnen zien in plaats van ‘binnen en buiten’ of ‘wij en zij’, boven of onder. De zogeheten ‘blik naar buiten toe’, daar wil ik van af.”

Meer weten over reframing? www.reframingstudio.com.

 

Instrumenten

 

Kijk uit voor de systeemstofzuiger

Hoe breng je de menselijke maat terug in de overheidsdienstverlening?

Informatiebijeenkomsten, wijkraden, buurtschouwen, meldpunten: de contacten tussen overheid en bewoner volgen vaak voorspelbare vormen. Maar zijn daar ook andere manieren voor te bedenken?  Dit is een van de vragen waar Social Service Design zich mee bezig houdt. Op donderdag 9 maart organiseerde Agenda Stad/ Loket Ontwerpkracht van BZK een masterclass met Boudewijn Bugter, auteur van het boek Social Service Design.

Overheidssystemen zijn net stofzuigers: voor je het weet wordt je er in opgezogen. Hoe voorkom je dat dat gebeurt? De overheid moet in haar handelen de mens weer vooropstellen. Daartoe moet de publieke professional doorgroeien van ‘waakzame wachter van de procespolitie’ naar ‘social service designer’. Iemand met oog voor de gebruiker en het verloop van het contact tussen overheid en maatschappij.

Anders kijken, denken en werken
Social Service Design is niet alleen een manier om interacties te ontwerpen, maar ook een methode om beleid en diensten (anders) vorm te geven, zodat er een betere aansluiting is op de praktijk van mensen. De methode leert je anders kijken, denken en werken. Dat begint vaak met het stellen van andere vragen. En echt te willen begrijpen wat een ander beweegt. Bugter vertelt vol enthousiasme over zijn werk in Rotterdam, waar de principes van social service design werden toegepast op de relatie vanuit de gemeente met mensen in de bijstand [zie kader]. Hoe leg je met oog voor de menselijke maat de verbinding tussen de wereld van de systemen en de wereld van de mensen in hun stad?

Drie kerncompetenties
Voorafgaand aan de masterclass hadden de deelnemers (afkomstig uit gemeenten, provincies en de Rijksoverheid) hun mening gegeven over ruim twintig stellingen. Dat resulteerde in een beeld van de mate waarin drie kerncompetenties bij je aanwezig zijn en waar jouw voorkeur ligt: bij ratio, empathie of verbeeldingskracht. Het spreekt voor zich dat alle drie de competenties nodig zijn om te komen tot goede oplossingen voor het vormgeven van je contacten met de burger.

Casus: Mijn Werkkompas begeleidt Rotterdammers met een bijstandsuitkering persoonlijker naar werk

In Rotterdam hebben meer dan 30.000 mensen een bijstandsuitkering. De samenstelling van die groep is zeer divers. En dat geldt ook voor afstand tot de arbeidsmarkt die de mensen binnen die groep hebben: iedereen heeft zijn eigen mogelijkheden en capaciteiten, kansen en belemmeringen. De gemeente helpt hen te zoeken naar werk en/of te werken aan de uitdagingen in hun leven. Daarvoor is inzicht nodig in wie mensen zijn en wat ze nodig hebben om vooruit te komen.

Gewerkt is aan de ontwikkeling van ‘Mijn Werkkompas’ en een bijpassende nieuwe aanpak voor de begeleiding. Begonnen wordt met het in kaart brengen van het profiel van de werkzoekende. Welk type werk past het best en is het meest kansrijk? Om vervolgens te bekijken hoe werkzoekende het beste geactiveerd kunnen worden zijn persona’s opgesteld. Deze helpen begeleiders in de meest effectieve aanpak om de werkzoekende een volgende stap te laten zetten. De volgende stap bestond uit het inbedden van de tools in de werkwijze en de IT systemen van de organisatie.  

(bron: The Revolution)

Jij bent aan zet

Met toepassing van social service design kan de menselijke maat in de benadering van de samenleving hervonden worden. Dat vraagt wel om een cultuurverandering binnen de overheid: het doorbreken van bestaande patronen, samenwerken op de opgave, de verbinding leggen tussen systeem- en leefwereld en het herstel van eerder verstoorde relaties.

De logische vraag om te stellen is #hoedan? Een traject van verandering gaat niet over 1 nacht ijs. En een social service design traject vraagt om tijd en denkkracht. Naast de kerncompetenties ratio, empathie en verbeeldingskracht, heb je uithoudingsvermogen en doorzettingsvermogen nodig. En de moed om te experimenteren en soms dus ook een mislukking te incasseren. Met een gefaseerde aanpak, de lange lijnen in het oog houden en het vertrouwen te houden dat elk klein stapje telt, kom je vooruit.  

 

Instrumenten

 

'Samen is de eigenlijke innovatie'

Health Hub Utrecht zet ontwerpers in voor verandering op systeemniveau. Van zorg naar gezondheid. De aanvankelijk ‘papieren’ City Deal Health Hub is inmiddels een dynamische transitie-beweging in de regio Utrecht, die zichzelf hét innovatie-ecosysteem voor de gezondheid noemt. Health Hub Utrecht wil gezond stedelijk leven stimuleren, via een meer samenhangende en innovatieve aanpak van complexe gezondheidsvraagstukken. Daarbij is het gebruik van ontwerpkracht onmisbaar, vertelt Marjoke Verschelling, strategisch beleidsadviseur Health Hub bij de gemeente Utrecht.

Creatieve Coalitie

Zo heeft de Health Hub Utrecht een Creatieve Coalitie voor Gezondheid opgezet om de netwerkpartners te helpen met de transformatievraagstukken en agendavoering. Dit is een samenwerkingsverband tussen vier creatieve studio’s, die in zich in hun dagelijkse praktijk richten op de vormgeving van zorg en welzijn: Panton, IJsfontein, Ideate en Greenberry. “Zij hebben de krachten gebundeld en helpen deze beweging van verandering te organiseren op systeemniveau.”, vertelt Verschelling. “Dat doen ze op verschillende manieren, bijvoorbeeld met nieuwe werkvormen om ‘anders denken’ aan te zetten en het op andere manieren verkennen van vraagstukken, zoals het meedenken in de bewonerstafel, of het visualiseren van alle werkagenda’s in een spinnenweb.”

“Door ontwerpend denken in het netwerk in te brengen willen we de inwoner en gebruiker meer centraal stellen in plaats van onze systemen, wetten en regels”, gaat ze verder. “Vanuit hun ontwerpkracht helpen de bureaus de inhoudelijke mensen scherpte aan te brengen in de vraagstukken waar ze mee aan de slag zijn.”

Een ander voorbeeld is dat de gemeente Utrecht de afgelopen jaren samen met Greenberry een ontwerpproces heeft ingericht. Die stelde hiervoor een team samen met mensen van uit verschillende perspectieven en organisaties uit de jeugdzorg. Samen doorliepen zij het proces, waaruit onder andere het ontwerp Denkles ontstond. Verschelling: “Dit team startte het proces door met stoepkrijt op het schoolplein met ouders in gesprek te gaan over wat hen bezighoudt in de opvoeding van hun kind. Het stoepkrijten was een middel om laagdrempelig in gesprek te gaan. Je gaat de wijk in en dan ontstaan er andersoortige oplossingen dan de geijkte oplossingen.”

Samen Leren Transformeren

Daarnaast heeft de Health Hub het afgelopen jaar samen met ontwerper Jetske van Oosten (lees het interview met haar verderop in dit magazine) de leergang Samen Leren Transformeren ontwikkeld. Daarin pakken professionals met elkaar transformatievraagstukken op, zowel op netwerkniveau maar ook heel praktisch. “De mensen die met elkaar de transformatie moeten vormgeven, treffen elkaar hier. Je ontmoet andere veranderaars die ook een regionale beweging in gang willen zetten, die niet de oplossingen op korte termijn voor gezondheidsvraagstukken centraal zetten, maar ook de complexiteit van een vraagstuk op langere termijn durven benoemen. Doel van de leergang was dat je zelf je rol als transformator binnen je organisatie oppakt en om daarnaast ook het netwerk van de mensen daar te versterken. Zo weet je dat je niet alleen bezig bent met veranderingen in je organisatie, maar dat er meerdere mensen - ook in andere organisaties - bezig zijn met grotere systeemveranderingen. Aan de ene kant biedt de leergang een netwerk, aan de andere kant praktische handvatten. Het ging bijvoorbeeld om persoonlijk leiderschap. Hoe geef je dan vorm aan die veranderingen die we met elkaar nastreven?”

Een ander mooi voorbeeld van ontwerpend denken volgens Verschelling is de Future Health Expo die de Health Hub Utrecht in 2022 heeft opgezet samen met onder meer de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU). “Dat bestaat uit een online showcase van 100 inspirerende ontwerpen, die ons laten nadenken over wat kunst, design en media kunnen bijdragen aan het vormgeven van een gezond en gelukkig leven. Een groot aantal ontwerpen hebben we afgelopen juni en oktober geëxposeerd op het centraal station, het Vitaliteitslab in de Galgenwaard, het Utrecht Science Park en in de Jaarbeurs in Utrecht. Op die manier willen we de verbeeldingskracht aanwakkeren van partners in de zorg, maar ook van de Utrechters. Een belangrijke rol van ontwerpkracht is immers juist die verbeelding aanzetten en mensen uit de dagelijkse modus krijgen op een andere manier laten kijken.”

Terug naar de kern

Wat is nu precies de meerwaarde van die ontwerpers en creatieve bureaus voor de Health Hub? Verschelling: “Je ziet dat beleidsmakers, de gezondheidzorgpartijen, allemaal vanuit een systeem denken. Ze hebben beleid te maken, wetten uit te voeren. De ontwerpers dwingen hen terug te gaan tot de kern. Waarom doen we dit? Wat is de essentie van ons werk? Dat is toch die inwoner. Wat is er dan vervolgens nodig in dat systeem om te zorgen dat er voor die inwoner echt wat verandert? De meerwaarde van ontwerpend denken ligt volgens mij in dat gebruikersperspectief vooropzetten.”

Verschelling zou zeker andere samenwerkingsverbanden aanraden om ook ontwerpend denken in te zetten. “Het houdt ons superscherp. De kracht van die ontwerpkant is telkens terug naar de essentie gaan. In het geweld van al die landelijke akkoorden verlies je wel eens uit het oog waar je het allemaal voor doet. Dan loop je helemaal vast, en word je bijna verschwunden door al die systemen. Het is zoeken waar dan wel die bewegingsvrijheid zit, de ruimte om te maken. Ik denk dat ontwerpers ons daarbij heel erg helpen. De grote complexe vraagstukken kunnen we niet alleen oplossen, daar moeten we andere perspectieven tegenaan zetten. Daar helpt de kracht van zo’n Creatieve Coalitie enorm bij.”

De samenwerking met de creatieve bureaus is ook wel een uitdaging, voegt Verschelling toe. “Wij zijn een non-profit organisatie, maar de bureaus natuurlijk niet. Ik denk dat we daar als overheid nog niet zo goed voor zorgen. We denken heel snel dat ontwerp iets leuks is voor erbij, voor een projectje, maar het echt structureel inbedden doen we nog niet zo goed. Ik denk wel eens: moeten we niet zelf bij de gemeente ontwerpers in dienst nemen? Of institutionaliseren we ze dan? We moeten er in ieder geval meer over nadenken. In de Health Hub hebben we nu gelukkig budget vrijgemaakt om ze te kunnen inzetten.”

Meer lezen over waar Health Hub Utrecht allemaal mee bezig is of de 100 Future Health designs bekijken? Neem een kijkje op https://www.healthhubutrecht.nl

 

Instrumenten

 

Martijn Arnoldus

Zonder ontwerpkracht geen innovatie

We hebben innovatie nodig om de verschillende grote maatschappelijke uitdagingen in onze samenleving aan te pakken. Technologie biedt daarvoor een oplossing. Maar met alleen technologie kom je er niet, stelt Martijn Arnoldus, programmamanager Key Enabling Methodologies (KEMs) bij CLICKNL. ‘Het gaat ook over de toepassing ervan. Daar heb je methoden voor nodig.’

Daarom hebben de Topsectoren vanuit het Topsectoren- en Innovatiebeleid van het ministerie van EZK een aantal sleutelmethodologieën opgesteld, Key Enabling Methodologies (KEMs). Daarmee wil het kabinet de innovatiekracht van Nederland verder ontwikkelen. Want maatschappelijke opgaven hebben versnelling nodig. Omdat ze zo complex en groot zijn, gaat verandering vaak langzaam en vraagt om jarenlange inzet én de ontwikkeling van allerlei innovaties. En wat kan innovaties nu beter ondersteunen dan ontwerpend denken?

Ontwerpkracht en sleutel methodologieën

De methodologieën komen voort uit een onderzoeksagenda, die door CLICKNL, het kennis- en innovatieplatform van de creatieve industrie, wordt gecoördineerd. “Vaak is gedragsverandering in de samenleving nodig om tot oplossingen voor opgaven te komen”, legt Arnoldus uit. “En dat krijg je vaak niet voor elkaar zonder een ontwerpende aanpak.” Daarnaast houdt CLICKNL zich bezig met de KEMs, de sleutelmethodologieën. “Met alleen technologie red je het niet. Het gaat ook over de toepassing daarvan. Je hebt dus methoden nodig die gericht zijn op de implementatie, de uiteindelijke toepassing van de technologie.”

Acht methoden

CLICKNL heeft samen met universiteiten en hogescholen de categorisering van KEMS opgesteld waarbij je op basis van onder meer de procesface, het vraagstuk en omgevingsfactoren de best passende methodologie kunt selecteren. Per categorie is geïnventariseerd wat de belangrijkste vragen zijn die we de komende jaren verwachten en welke kennis er ontbreekt om die vraagstukken goed op te kunnen pakken. Dat kan gaan om heel fundamenteel wetenschappelijke vragen, maar ook om praktische zaken. Ontwerptechnieken en -methoden spelen een rol in alle categorieën. Momenteel zijn we de categorieën aan het aanscherpen.

Op de website kems.nl staan alle sleutel methodologieën toegankelijk uitgewerkt. Arnoldus: “Deze website is bedoeld om uit te groeien tot een platform dat handvatten biedt aan de ontwerpprofessional  en diens opdrachtgevers, zoals de overheid. Want wij vinden het belangrijk dat ook meer ambtenaren verstand hebben van ontwerpkracht en het zelf in de praktijk kunnen brengen. Daarnaast is kennis van ontwerpkracht natuurlijk ook belangrijk om de opdrachtgeversrol goed te kunnen vervullen, bijvoorbeeld door goede briefings en heldere beoordelingscriteria op te stellen.

En dat gebeurt op dit moment nog te weinig, stelt Arnoldus. “Het is hip om te zeggen dat we iets moeten doen met co-creatie, of met iets iteratiefs. Wanneer dan vervolgens voorstellen beoordeeld moeten worden, heeft niemand enig idee wat dan een goede aanpak is. Dus ook als je niet zelf aan het stuur zit, maar je bent wel opdrachtgever, moet je gewoon weten waar dit over gaat. En daar is dit platform voor. Ook is het een poging om de boel wat laagdrempeliger inzichtelijk te maken.”

Meerwaarde voor City Deals

De KEMs kunnen ook van meerwaarde zijn voor City Deals , denkt hij. “Het kan een aanvulling zijn op wat jullie met Loket Ontwerpkracht al voor diverse City Deals doen.  Ook partners in City Deals kunnen profiteren van de kennis die ze via het platform opdoen om beter beslagen ten ijs te komen in de samenwerking met ontwerpspecialisten. En het helpt ook bij het nader inkleuren van termen als ‘design thinking’ of ‘co-creatie’. Ik merk dat bijvoorbeeld zelf in de City Deal Impact Ondernemen, waar meer dan 100 maatschappelijk gedreven partners deelnemen. Wil je in zulke diverse en grote samenwerkingsverbanden resultaat boeken, dan heb je de houvast van een methodologie nodig. Daar proberen wij met onze KEMs bij te helpen.

Om te laten zien dat de sleutelmethodologieën werken zijn er verschillende succesvolle praktijkvoorbeelden te vinden op de website van de KEMs. Van grote bedrijven als Philips tot kleine zelfstandige ondernemers. Het zijn mensen uit de praktijk die vertellen over hoe ze ermee werken. “Het lijkt mij heel mooi als er binnen een half jaar een Agenda Stad-casus tussen komt, vanuit een van de City Deals”, stelt Arnoldus.

In de nabije toekomst hoopt Arnoldus dat de website zich meer ontwikkelt tot een echte toolbox, waar je naast inspiratie en ervaringen ook echt tools en aanknopingspunten uit kunt halen om zelf toe te passen. “Misschien hoort er ook een educatieve component bij? Dat is wat we nu onderzoeken. En daarnaast kijken we ook naar wanneer een methode nou echt effectief is en goed wordt ingezet. ? Ik hoop dat we over twee jaar zover zijn dat we daar meer inzicht in kunnen geven.” Ook heeft Arnoldus de ambitie om internationaal te gaan.  “De KEMs als Nederlands exportproduct, waarom niet? Niemand in het buitenland is hier op deze manier mee bezig. Ik geloof dat we hiermee iets hebben neergezet waarmee we het verschil kunnen maken. En daarmee zitten we in de voorhoede van de sociale innovatie.”

Acht categorieën sleutel methodologieën

Op de vraag welke KEM je wanneer het beste kan toepassen, is geen eenduidig antwoord te geven. Dit hangt volledig af van de specifieke context waarin je je op dat moment bevindt: de fase in het proces, het soort vraagstuk, de omgevingsfactoren. Daarom heeft de KEM-onderzoeksagenda een onderscheid gemaakt van acht categorieën KEMs:

 

  1. Visie & Verbeelding (richting geven aan verandering door een (gezamenlijk) doel te onderzoeken, ontwerpen en/of visualiseren)
  2. Participatie & Co-creatie (Het betrekken van belanghebbenden bij een vraagstuk om gezamenlijk de benodigde verandering te kunnen onderzoeken, vormgeven en teweegbrengen)
  3. Gedrag & Empowerment (Verandering teweegbrengen door menselijk gedrag te leren begrijpen en te beïnvloeden, of mensen te betrekken bij maatschappelijke veranderingsprocessen)
  4. Experimenteeromgevingen (Het aanjagen en vormgeven van experiment om innovaties klaar te stomen voor toepassing in de praktijk)
  5. Waardecreatie & Opschaling (Nieuwe vormen van economische, maatschappelijke, culturele en/of ecologische waarde creëren en snelle opschaling van interventies mogelijk maken)
  6. Institutionele Verandering (Inzicht geven in de effecten van instituties en ondersteunen van institutionele veranderingsprocessen)
  7. Systeemverandering (Transities begrijpen en vormgeven door middel van een toekomstgerichte en systeemgerichte aanpak)
  8. Monitoring & Effectmeting (De verandering die een interventie (binnen een systeem) teweegbrengt, monitoren, zodat er, waar nodig, bijgestuurd kan worden)

 

Lees meer over de categorieën: https://kems.nl/kem-categorieen/

 

 

'Ontwerpen aan een mooi Nederland'

De provincie Noord-Brabant gooit zijn gebied op slot. De biodiversiteit in de provincie is hard achteruit gegaan. Door op slot te gaan, voorkomt de provincie dat de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen of wegen nog meer schade aan de natuur kan aanrichten.

Het zijn harde keuzes die de provincie durft te maken. Keuzes die gaan over de effecten van verschillende beleidsdoelen op duurzaam gebruik van de ruimte, nu en in de toekomst. We raken aan de grenzen van wat nog mogelijk is. We kunnen niet eindeloos economische groei stimuleren en tegelijkertijd de natuur herstellen en het land beschermen tegen hoog water.

Op dit moment buigt niet alleen Noord-Brabant zich over deze ruimtelijke keuzes. Alle provincies zijn in december aan het werk gezet door Hugo de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. De opdracht is om als provincie keuzes te maken voor het gebruik van de eigen ruimte. Vanuit het ministerie van BZK bieden we hulp aan om keuzes inzichtelijk te maken en nieuwe oplossingen te ontwerpen.

Om die keuzes te kunnen maken, hebben bestuurders inzicht nodig in de botsende belangen, de ‘clashes’ in de ruimte. Ontwerpend onderzoek kan helpen dit inzicht te geven en creatieve en innovatieve oplossingen aan te reiken om met deze conflicten om te gaan. Door de opgaven te plotten op een kaart, ze te laten zien - ook met beeld erbij - wordt het goede gesprek gevoerd en worden belanghebbenden bij elkaar gebracht. Samen werken aan een ontwerp inspireert en verbindt.

Ik zie gelukkig veel ontwerptalent in Nederland, bij ontwerpbureaus, universiteiten of projectontwikkelaars. Dagelijks maken zij vele ontwerpen voor opdrachtgevers, in de markt of bij de overheid. Ik zie alleen ook dat de creativiteit van onze ontwerpers nog niet altijd maximaal benut wordt. Veel van de opdrachten hebben nog een beperkte scope, of zijn begrensd in tijd of in thematiek . Opdrachten worden nog te weinig verstrekt om ver weg of over de grenzen van de eigen sector heen te kijken. En juist die opdrachten hebben we hard nodig om de vraagstukken van overmorgen in beeld te krijgen.

Ik daag daarom alle opdrachtgevers uit, zowel in de publieke als de private sector, deze breedte op te zoeken. Durf ruimte te geven aan ontwerpkracht, daag ons talent uit en breng de inzichten zoveel als mogelijk naar de bestuurlijke tafels. Meer verbeeldingskracht gaat bestuurders echt helpen om verstandige keuzes te maken die leiden tot meer ruimtelijke kwaliteit in Nederland, nu en in de toekomst. Ontwerpen die leiden tot een mooier Nederland. En daar zijn wij - en de generaties na ons - erg mee geholpen.

Gido ten Dolle
Manager Mooi Nederland

Meer weten over de kracht van ontwerpend onderzoek en hoe dit in te zetten, ga naar de website van Programma Mooi Nederland  Mooi NL | De Nationale Omgevingsvisie.

Instrumenten

 

Rijksbouwmeester Francesco Veenstra op de Dag van de Stad 2022

‘Er is ontwerpkracht nodig om de toekomst in beeld te brengen’

Maatschappelijke vraagstukken vragen om een nieuwe manier van beleid maken en om bestuurlijke vernieuwing. Ontwerpend denken speelt daarbij een belangrijke rol, maar hoe zorgen we voor meer bewustwording over de meerwaarde van die ontwerpkracht? Als iemand ontwerpend denken en handelen toejuicht, is het Rijksbouwmeester Francesco Veenstra. ‘We moeten met zijn allen verder vooruitkijken in de toekomst.’

Waar ligt volgens jou de sleutel om als overheid anders te leren denken en werken?

“Dat is onder meer door het voor te doen. De overheid moet niet alleen vanaf de zijlijn roepen dat het anders moet, maar het ook daadwerkelijk doen. In onze Agenda, die we in 2021 hebben gelanceerd, hebben we gezegd dat de ‘22e eeuw nu begint’. We willen veel verder vooruitdenken. Hoe geef je dat toekomstdenken handen en voeten? Dat doen we voor in de Toekomstateliers, die we organiseren voor overheden. De eerste uitkomsten en adviezen uit die ateliers laten zien hoe belangrijk het is om bij de maatschappelijke vraagstukken ontwerpers in te zetten. Juist zij hebben de gave om meerdere belangen bij elkaar te brengen.”

Kun je daarvan een voorbeeld noemen?

“We hebben onlangs een advies uitgebracht in antwoord op de vraag vanuit het Rijk over de inpassing van energie in de hoofdinfrastructuur. We gaan van gas naar elektriciteit, dat het hoofdbestanddeel moet worden. Die inpassing heeft enorme consequenties voor de openbare ruimte. Denk aan windmolens en waterstoffabrieken, die windenergie vanaf zee omzetten in waterstof waarmee we de grote energieregio’s kunnen benutten. Als ontwerpers verbeelden we de consequenties van de verschillende keuzes. Wij vertalen dat naar kwaliteit. Dat levert inzichten op voor mensen die de besluiten moeten maken. Zonder langetermijnvisie op de ruimtelijke inrichting van ons land is toekomstbestendig investeren in de energie-infrastructuur onmogelijk. Daar moeten de beleidsmakers die keuzes maken - zoals waar tracés of fabrieken moeten komen - van doordrongen zijn. Denk aan Tata Steel. In hoeverre moeten we deze fabriek nog willen houden in ons land, nu blijkt dat ze zorgt voor 10 procent van onze landelijke uitstoot. Is dat iets wat je wilt houden? Zijn er andere keuzes te maken voor de toekomst? Het zijn vraagstukken waar wij ons over buigen door er vanuit allerlei invalshoeken naar te kijken.”

Want dat is waar ontwerpend denken om gaat toch, die verschillende invalshoeken bij elkaar brengen?

“Ja, maar wat er ook bij hoort, is ze vertalen naar beelden, ze laten zien in kaarten bijvoorbeeld. Ook heb je verhalen nodig om het bredere verhaal te vertellen, het sociaal-maatschappelijke verhaal. Dat zit in onze werkwijze.”

Wat zijn volgens jou belangrijke kleine stapjes die binnen de overheid gedaan zouden kunnen worden richting meer ontwerpende manieren van denken en werken?

“Dat is volgens mij in eerste instantie om meer gebruik te maken van de diensten van ruimtelijke ontwerpers. We hadden ooit het ministerie van VROM dat dat heel goed deed en ontwerpkracht als aansturing gebruikte. Dat ministerie is in 2010 ter ziele gegaan. Nu zie je dat BZK en minister Hugo de Jonge het weer opnieuw oppakken. We pleiten ervoor om het inzicht van ontwerpende partijen verder te verstevigen. We zien dat dit veel oplevert door meer te denken vanuit de (mogelijke) toekomst en welke verhalen daarbij horen. Een voorbeeld van hoe we ontwerpers inzetten is een recent advies wat we hebben uitgebracht over samenwerken binnen de Rijksoverheid. We zien dat er op woensdagen en vrijdagen nauwelijks meer op kantoor wordt gewerkt. Ambtenaren werken veel vanaf huis. Dat is door corona alleen maar meer geworden. We zitten nu in de fase dat we moeten kijken of we in deze situatie waarin rijksambtenaren maar twee dagen op kantoor werken, we wel de juiste kantoren hebben – en of we niet teveel kantoren hebben. We hebben ontwerpend onderzoek opgezet met jonge ontwerpers die ieder vanuit een eigen invalshoek hele verrassende uitkomsten brachten. Het advies hebben we onder meer overhandigd aan de directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf. Die kan daar nu op doorgaan. Het vergt heel integraal denken. Het gaat niet alleen om de kantoren, maar juist ook om de medewerkers. Hebben die wel de juiste thuiswerkomgeving om de primaire processen uitvoering te geven? Hoe kunnen ze elkaar nog ontmoeten? Moeten we niet een fijnmazig landelijk netwerk van kleinere kantoren opzetten? Dit soort ontwerpende onderzoekstrajecten helpt ons als overheid integraler te kijken.”

Als Rijksbouwmeester ben je dus een soort ambassadeur voor ontwerpend denken en handelen. Wie of wat was voor jou een belangrijke inspiratiebron?

“Ik word geraakt door van alles dat ik om mij heen zie gebeuren in deze functie. Ik kom zelf uit Friesland, uit Leeuwarden, en ben door de Friese architect Abe Bonnema op het pad gebracht van de architectuur. Door hem ben ik bekend geraakt met het bestaan ervan.   Ik besefte dat ik in deze rol een belangrijke bijdrage kan leveren aan het opbouwen van de samenleving. In Nederland hebben we een rijke traditie van stedenbouw en architectuur. Er zijn zoveel goede voorbeelden, die mij steeds weer opnieuw inspireren. Ik zie ze als ik door het land reis. Met zijn allen proberen we Nederland een betere plek te maken, die sociaal rechtvaardig is en waar iedereen een dak boven het hoofd heeft.”

Welke boodschap wil jij komende jaren als Rijksbouwmeester vooral uitdragen?

“Ik vind het belangrijk dat we met zijn allen verder vooruitkijken in de toekomst. Laten we kijken naar 2050. Dan zijn veel van de huidige grote vraagstukken opgelost, zoals de energietransitie, de reductie van de CO2-uitstoot en transitie van de landbouw. Er rijden dan bijvoorbeeld alleen nog maar elektrische auto’s, wat weer gevolgen heeft voor onze leefomgeving. Kijk bijvoorbeeld nu naar stadswijken die langs verkeersaders liggen. De uitstoot waarin de wijkbewoners nu leven, is er straks niet meer. De luchtkwaliteit zal zijn verbeterd en ook de gezondheid van de bewoners verbetert. De biodiversiteit zal zijn toegenomen. Kortom, ons ecosysteem wordt beter en gezonder. Als we met zijn allen hard ons best doen, ligt er dus iets goeds in het vooruitzicht, met name voor de generaties na ons. Er is ontwerpkracht nodig om die toekomst te verbeelden. Ontwerpers moeten daarom echt een positie krijgen in de transitieprocessen waarin we nu zitten.”

Dat is een hele positieve boodschap. Die kunnen we wel gebruiken in deze onrustige tijden.

“Ja, mensen lijken wel tegen elkaar op te boksen hoe slecht het allemaal gaat en hoe we afstevenen op de afgrond. Als je terugkijkt in de geschiedenis, zeg de laatste tweehonderd jaar, zie je alleen maar vooruitgang, wat het gevolg is van kennisontwikkeling en innovatie. Het zit in de mens om continu te verbeteren. We zitten nu in een fase waarin het neoliberalisme regeert en de financiële waardegedreven economie centraal staat. Maar is dat houdbaar gezien alle opgaven waar we met z’n allen mee te maken hebben? Rechtvaardigheid en solidariteit moeten weer een sterkere plek krijgen. Daartoe zijn we met zijn allen in staat. Je ziet het op allerlei plekken in de wereld opkomen. Klimaatverandering is nu de drijver van de transitie van de wereldwijde economie. We gaan naar een wereld met elektrische auto’s en waterstoffabrieken.”

Hoe wil je anderen daarbij betrekken?

“Tot eind vorige eeuw ging de Rijksbouwmeester primair over rijksgebouwen. Met name de afgelopen twintig jaar hebben we een meer sociaalmaatschappelijke agenda gevoerd. Vanuit de gedachte dat alles wat er in de maatschappij gebeurt van invloed is op onze ruimtelijke omgeving. We proberen nu vanuit die onafhankelijke rol het kabinet te adviseren en willen daarbij de samenleving betrekken, zoals bedrijven, burgers en kennisinstellingen. Met elkaar delen we kennis en creëren we meer draagvlak voor de opgaven waaraan we moeten werken.”

 

Mindset

 

‘We moeten elkaar gunnen onderzoekend te zijn’

De overheid kan veel leren van kunstenaars en ontwerpers, stelt Jetske van Oosten, medeauteur van het boek ‘Maakkracht’. Juist de andere manier van denken en kijken is hard nodig voor de grote maatschappelijke vraagstukken waarvoor we staan. Overheden zijn nu te vaak gericht op oplossingen en slaan daardoor belangrijke stappen over. ‘Zoals de vraag wat we belangrijk en goed vinden.’

Je kan wetenschappelijk onderzoek doen naar de voedselindustrie en de bevindingen delen, of je laat mensen het zelf ervaren. Vanuit de kunst- en ontwerphoek werd zo het doe-het-zelf kip-pakket bedacht, een initiatief van een kunstenaars en boeren, die samenwerken vanuit de Landbouw Innovatie Campus van de provincie Noord-Brabant. Als consument kun je zo in negen weken tijd een ei transformeren tot een kipfilet. Je krijgt daarvoor drie bevruchte eieren mee, met de nodige instructies om ze uit te broeden, de kuikens op te laten groeien en hoe ze uiteindelijk zelf te slachten. In plaats van met abstracte wetenschappelijke resultaten, bereik je mensen door ze het zelf te laten beleven.

Maakkracht

Het is een van de voorbeelden van hoe je vanuit ontwerpend denken naar een maatschappelijk vraagstuk kunt kijken in het boek ‘Maakkracht’, dat Van Oosten samen met Tabo Goudswaard schreef. “Het idee spreekt me erg aan”, zegt ze. “Je vertelt anderen niet wat ze wel of niet moeten doen. Je laat het hen zelf onderzoeken en er betekenis aan geven.”

Van Oosten, kwartiermaker van de Maakruimte Learning Community in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, leerde ontwerpers betrekken bij maatschappelijke vraagstukken toen ze werkte als programmaleider bij het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Daar zag ze hoe groot de kloof is tussen de vernieuwing op kleine schaal, vaak in pilotvorm opgezet, en de grotere opschaling ervan. “Daar gaat ons boek over: kijk eens hoeveel er gebeurt, en met welke energie er wordt gewerkt in al die initiatieven. Hoe kunnen we die meer samenbrengen? Je kan namelijk niet van één project verwachten dat het de hele transitie gaat vormgeven. Er zijn meerdere projecten bezig op allerlei andere niveaus, die moet je met elkaar verbinden.”

‘Stel vragen, wees onderzoekend’

Daarom moeten beleidsmakers zelf ook meer ontwerpend gaan denken, stelt Van Oosten. “En dat begint bij het stellen van vragen. Wees onderzoekend en nieuwsgierig. Dan komt daar vanzelf vernieuwing uit. Wat vinden mensen echt belangrijk? Kunst kan dat inzichtelijk maken, door op een andere manier het gesprek erover aan te gaan. Die verbeeldende kracht uit de kunst helpt om iets invoelbaar te maken en de dialoog erover op te starten.”

De overheid heeft volgens Van Oosten vooral de neiging hard te gaan rennen en altijd weer een slag efficiënter te willen zijn. “Dat werkt dus niet. Kijk naar de landbouw. Dat raakt heel veel andere onderwerpen. De boer staat heel anders in het landbouwdebat dan een wetenschapper. We hebben bijvoorbeeld altijd water weg laten vloeien richting de zee. Nu komen we er in de zomer achter dat Nederland verdroogt. Dat kunnen we niet even snel veranderen. Alles grijpt in elkaar. Een snelle oplossing is er niet. Dan helpt het om aan het begin van een vraagstuk ruimte te creëren om elkaar heel goed te verstaan. Als je heel snel oplossingsgericht gaat denken, zit je al snel in de hoek die je al kent. Als je nu gaat nadenken hoe Nederland er over vijftig jaar uitziet, dan geeft dat mensen de drive om stappen te maken richting dat eindbeeld. Maar daar is ook ruimte voor nodig. Soms is het juist goed om te vertragen; om te verkennen hoe je een stap kunt nemen, die ook echt in een andere richting gaat. Ook al weet je niet wat voor vervolgstappen er daarna nodig zijn, het maakt van alles los.”

Maar hoe leer je nu om meer ontwerpend te denken? Van Oosten raadt aan om steeds te benadrukken dat een vraagstuk een gezamenlijke exercitie is. “Niemand kan in zijn eentje de regels bedenken om een probleem op te lossen. Iedereen speelt een rol in een groter geheel. Kijk naar het vraagstuk om ‘van het gas af’ te komen. Daar ligt een rol voor burgers zelf om ook echt van het gas af te gaan. Gun elkaar dat zoeken en besef dat niemand in zijn eentje dé oplossing heeft. De systemen zijn wij met zijn allen. Daar kun je niet buiten staan en tegen vechten. Het helpt om te zien dat we het met elkaar doen. We moeten elkaar gunnen om onderzoekend te zijn.”

Learning Community

Op de Dutch Design Week organiseerde Van Oosten in samenwerking met de World Design Embassies een aantal Design Expedities, waarna in december een bijeenkomst met beleidsmakers en ontwerpers werd georganiseerd bij het ministerie van OCW als onderdeel van het programma Maak Ruimte voor Mooi Nederland. Dat was het startschot voor de Learning Community die ontwerpend denken in beleid verder wil brengen. “Afgelopen oktober tijdens de Dutch Design Week zijn we met elkaar gaan onderzoeken welke rol ontwerp kan spelen. We zijn met de beleidsmakers en ontwerpers twee keer op expeditie gegaan langs allerlei projecten om te laten zien dat niet alleen architecten en stedenbouwers bezig zijn met de inrichting van de stad. We hebben gezien dat kunst en cultuur veel meer bijdraagt aan de stedenbouw dan we wisten. In de Learning Community willen we het komend jaar steeds meer leren en kijken op welke manier we dialoog voeren en inzichten krijgen in welke perspectieven er allemaal zijn en hoe we die kunnen verbinden. We zullen daarvoor dit jaar nog meer bijeenkomsten organiseren.”

Een groeiend netwerk

Een doel is om de bestaande netwerken en initiatieven meer aan elkaar te verbinden, waaronder de City Deals van Agenda Stad. “Er is een groeiend netwerk aan netwerken”, legt Van Oosten uit. “We moeten leren van elkaar. Daarom willen we als Learning Community die netwerken bijeen brengen.” Ze onderscheidt drie typen netwerken. Je hebt het netwerk waarbij de ontwerper initiatiefnemer is. Die brengt partijen bij elkaar en jaagt vernieuwing aan. Je hebt gelijkwaardige coalities vanuit overheid, markt en ontwerpsector, zoals de Design Embassies, die jaarlijks exposeren op de Dutch Design Week. En je hebt de coalities van City Deals, waar de trekkracht ligt bij gemeenten   in samenwerking met ministeries, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en marktpartijen. “Ieder is op zijn eigen manier met hetzelfde bezig. Alleen met een andere blik.”

Binnen veel City Deals werken al veel mensen vanuit ontwerpend denken, ook beleidsmakers, ziet Van Oosten. “Ze stellen al andere vragen aan ontwerpers. Hoe kan ik zonder dat ik weet hoe het er uit gaat zien een context scheppen waarin mensen durven veranderen? Dat gaat dus om social design. Je zoekt een soort coalities om ruimte te scheppen om het anders te doen. De City Deals zijn dus van zichzelf al onderzoekend en iteratief. Durf elkaar te vertrouwen, blijf samen verkennen, ook al weet je niet precies waar je uitkomt.”

Een ontwikkelpunt voor beleidsmakers is, volgens Van Oosten, om eerder ontwerpers bij een vraagstuk te betrekken. “Vaak worden ze pas uitgenodigd bij de laatste stap van een project. Hoe maak je de eerste stap richting een andere toekomst? Dat is een echte ontwerpvraag. Vraag een ontwerper erover mee te denken en het proces vorm te geven hoe we hierover het gesprek kunnen aangaan.”

Mindset

 

‘Ontwerpers laten alternatieve mogelijkheden zien’

Het klinkt als een initiatief dat zo uit de koker van een design thinker komt: een Chief Exploration Officer (CXO) die namens de overheid het land in gaat. Op ontdekkingstocht, inspirerende praktijkvoorbeelden zoekt en mensen met elkaar in contact brengt. CXO Suzanne Potjer ziet haar rol echter meer als bestuurskundige met een creatieve invalshoek. Al zijn er raakvlakken. Ze ziet wel degelijk een belangrijke rol weggelegd voor ontwerpend denken bij overheidsvernieuwing.

Jarenlang is ze al nauw betrokken bij het interbestuurlijke programma Agenda Stad, dat in de City Deals innovatie en vernieuwing voorop heeft staan. Wat vooral vernieuwend is in de werkwijze van de City Deals is volgens haar de samenwerking tussen de verschillende partijen, zoals tussen overheidslagen, als gemeenten en Rijk, en met maatschappelijke partners. “In die samenwerking is heel nadrukkelijk de bedoeling om met elkaar te experimenteren en te leren van die experimenten. Dat experimentele karakter is ontwerpend, want dan ben je aan het testen door te vragen: wat als we het zo of zo zouden doen?”

Ze noemt het dan ook heel waardevol dat Agenda Stad nu sinds kort het loket Ontwerpkracht heeft geopend. “Ontwerpers worden nu in deze samenwerkingen ingebracht. Dat is heel belangrijk, aangezien elke partij zijn eigen manier van kijken naar vraagstukken heeft. Als er alleen ambtenaren of mensen vanuit grote organisaties betrokken zijn in de City Deal samenwerking, blijf je al snel bij het geijkte. De inbreng van ontwerpers zorgt voor ruimte om radicaal anders een vraagstuk te benaderen. Mensen die de discipline van ontwerp beheersen, kunnen van grote toegevoegde waarde zijn.”

Wat als?

Ontwerpers helpen met zowel de inhoud als het proces, stelt Potjer. “Ontwerpers houden zich in essentie bezig met de "wat als" vraag. Wat als we in plaats van dat we allemaal een eigen auto hebben, onze stad meer groen maken, en zorgen voor goede deelmobiliteit-mogelijkheden dicht bij de deur? Of wat als studenten niet alleen leren in de collegebanken, maar concreet aan de slag gaan in buurten en projecten, en daarmee een bijdrage leveren aan de vraagstukken van hun stad? Het zijn twee voorbeelden uit geslaagde City Deals.

Het gaat volgens Potjer altijd om die ‘wat, als’- vraag. “Denken in termen van alternatieve mogelijkheden, en die concreet en tastbaar willen maken. Dat is volgens mij de essentiële bijdrage van het ontwerpveld.”

Bouwdepot voor thuisloze jongeren

Een goed voorbeeld noemt ze het Bouwdepot, een experiment waarin thuisloze jongeren, die door overheidshandelen tussen wal en schip belanden, een jaar lang financiële rust krijgen, zodat ze kunnen bouwen aan hun toekomst. Het zijn jongeren tussen de 18 en 21, een leeftijd waarvan de overheid uitgaat dat je wel door je ouders wordt geholpen. Deze jongeren krijgen maar een heel lage uitkering wat hun vaak in de problemen brengt. Wat als we deze jongeren wél een stabiel inkomen zouden geven? Wat zou er dan gebeuren met hun situatie? Social designer Manon van Hoeckel is er mee aan de slag gegaan samen met Stichting Zwerfjongeren Nederland. Inmiddels bestaat het Bouwdepot uit pilots in vier gemeenten in Nederland en ontvingen in totaal zestig jongeren tot nu toe een Bouwdepot.

De pilot duurt steeds een jaar. “Uit onderzoek van DRIFT blijkt dat in dat jaar stabiliteit en rust wordt gecreëerd, en dat de jongeren een aantal stappen zetten die voor hen belangrijk zijn om überhaupt hun leven op orde te krijgen”, vertelt Potjer. “Soms is dat psychologische hulp, of de veiligheid van je eigen thuis ervaren, of het beginnen met een opleiding. Natuurlijk los je niet in één jaar alle problemen op. Maar in de huidige situatie zonder een bouwdepot komt deze doelgroep vaak in korte tijd in nóg grotere problemen.”

Het project is echt een samenwerking. ‘We gaan het samen onderzoeken’, hebben de betrokken partijen gezegd. In iedere pilot werken de gemeente, jongerenbegeleiders en mensen achter het Bouwdepot nauw samen, onderzoeksinstituut DRIFT volgt het proces en uitkomsten. “Als ontwerp echt geïntegreerd wordt in zo’n langdurige samenwerking komt de ontwerpende aanpak het meest tot haar recht.”

Wandelende bomen

Een ander voorbeeld dat Potjer noemt is het project Bosk vorig jaar in Leeuwarden, waar 1200 bomen in 800 bakken 100 dagen ‘wandelden’ door de binnenstad. Een culturele interventie die de stad groen kleurde en de inwoner weer in contact bracht met de natuur.  “Wat ik vanuit mijn optiek als CXO zo bijzonder vond, is hoe het tot stand is gekomen. Het is voor een cultuurorganisatie niet makkelijk om 1200 bomen te vinden. De gemeente schoot te hulp. ‘Jullie willen dit waanzinnige ding gaan doen? Wij hebben bomen, die wij tijdelijk kunnen uitlenen.’ Dat heeft de gemeente ook echt wat opgeleverd. Ik heb gesproken met een manager binnen de gemeente Leeuwarden, die zich bezighoudt met gebiedsontwikkeling. Die vertelde hoe belangrijk de interventie voor de gemeente is geweest. Er is een groot burgerengagement losgekomen door de interventie. Mensen hebben in de zomer kunnen ervaren wat groen doet met de stad. Sindsdien willen Leeuwarders meer groen dan de gemeente haast kan realiseren. Het kunnen ervaren van een alternatieve mogelijkheid is essentieel bij transities.”

Agenda Stad

Hoe gaat het nu verder in de City Deals? Is een ontwerper iemand die je inhuurt of een partner in de samenwerking? Potjer: “Dat zijn vraagstukken waar we als Agenda Stad mee bezig zijn. De City Deals hebben een manier gevonden om door middel van samenwerking in de institutionele wereld slim veranderingen voor elkaar te krijgen. Dat kan heel inspirerend zijn voor anderen. Hoe meer je over de grens van disciplines gaat samenwerken, hoe meer het vraagt van iedereen. Ontwerpers worden  nog niet altijd gezien als volwaardige partners in de samenwerking. Andersom zijn ontwerpers van oudsher gewend om autonoom te opereren. Bijvoorbeeld om iets af te leveren of om mensen onder de indruk te brengen van een prachtige verbeelding en dan vervolgens door te gaan. Voor ontwerpers vergt betrokkenheid in beleidsprocessen geduld, lange adem en respect voor de wijze waarop instituties werken. Het gaat beide kanten op. Elkaar serieus nemen in elkaars rol betekent dat je open moet staan voor ieders wereld en de aanvullende kwaliteiten die je elkaar te bieden hebt.”

 

Mindset

 

Colofon

De Special Ontwerpkracht is een uitgaven van het interbestuurlijke innovatieprogramma Agenda Stad. In deze special vind je een negental artikelen en interviews waaruit blijkt wat de meerwaarde kan zijn van het incorporeren van ontwerpkracht in de beleidsvorming van de overheid. En hoe steeds meer onderdelen van Rijk en gemeente dat al goed benutten. 

Deze special is een eenmalige uitgave. Neem bij vragen over ontwerpkracht of over Agenda Stad contact met ons op via postbus.agendastad@minbzk.nl, of neem een kijkje op Agendastad.nl, waar je je ook kunt abonneren op onze nieuwsbrief. 

Ontwerp en realisatie: Kodo. Refined Online Development

Disclaimer: u kunt geen rechten ontlenen aan de inhoud van deze uitgave.

Volg ons op Twitter via: @Agendastad
En op LinkedIn

Het programma Agenda Stad werkt in nauwe samenwerking met de koepels G4, G40, M50, K80 en P10, VNG en IPO, het Netwerk Kennissteden Nederland en Platform31. Agenda Stad is onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Cookiebeleid

Wij maken op deze website gebruik van cookies. Een cookie is een eenvoudig klein bestandje dat met pagina's van deze website wordt meegestuurd en door je browser op de harde schijf wordt opgeslagen. De daarin opgeslagen informatie kan bij een volgend bezoek weer naar onze servers teruggestuurd worden. 

Cookies in- en uitschakelen 
Meer informatie omtrent het in- en uitschakelen en het verwijderen van cookies kan je vinden in de instructies en/of met behulp van de Help-functie van jouw browser. 

Agenda Stad hanteert het cookie- en privacybeleid van de rijksoverheid. Lees meer op Rijksoverheid.nl.